Amnesty International verzint een genocide (en negeert een andere)
Een rapport uit hun eigen onderbuik
Amnesty International had een beetje pech met de timing van hun laatste rapport, waarin ze Israël van genocide in Gaza betichten. De ogen van de wereld zijn inmiddels gericht op overzijde van de andere oever van de rivier/zee-leus, op de gebeurtenissen in Syrië rond en na de val van het Assad-regime. Dat neemt niet weg dat het rapport nog wel een inhoudelijke weerlegging verdient. Zullen we nog even?
De vraag is of het Amnesty-rapport zonder tussenkomst van dit nieuwe conflict veel tractie zou hebben gekregen want om Israël van genocide te kunnen betichten, heeft de grote gele ngo hoogstpersoonlijk de juridische definities van ‘genocide’ moeten aanpassen. Anders kregen ze Israël niet binnen de kaders van hun tribunaal.
Bij het definiëren van een (c.q. hun) voorwaarden voor een genocide, schrijft Amnesty namelijk dat het van mening is dat jurisprudentie van het Internationaal Strafhof (ICJ) tot te nauwe interpretaties kan leiden. Om intentie van genocide vast te stellen vereist het internationaal recht dat het de enige plausibele verklaring is, gebaseerd op een patroon van gedragingen door de beklaagde en met ‘volledig sluitende’ vaststelling van deze intentie.
Daaraan voldoen de acties van Israël in Gaza niet en daarom is eenzijdig besloten dat dergelijke juridische haarkloverij “effectief een bevinding van genocide in de context van een gewapend conflict zou uitsluiten”. Op deze manier verlaagt Amnesty de drempel, zodat Israël wél in het patroon van gedrag en intentie past dat de ngo zelf daaromheen opstelt.
Deze hele passage, vertaald:
‘De jurisprudentie over genocidale intenties van een staat is beperkter. Het ICJ heeft geaccepteerd dat, bij gebrek aan direct bewijs, specifieke intenties indirect kunnen worden vastgesteld door gevolgtrekking ten behoeve van de aansprakelijkheid van de staat, en heeft veel van de redeneringen van de internationale tribunalen overgenomen.
De uitspraken over het afleiden van intenties kunnen echter extreem nauw worden geïnterpreteerd, op een manier die een staat potentieel zou uitsluiten van genocidale intenties naast een of meer aanvullende motieven of doelen met betrekking tot de uitvoering van zijn militaire operaties.
Zoals hieronder uiteengezet, beschouwt Amnesty International dit als een te beperkte interpretatie van de internationale jurisprudentie en een die effectief een bevinding van genocide in de context van een gewapend conflict zou uitsluiten.’
Dat genoemde gebrek aan bewijs geldt ook voor de beschuldiging jegens Israël. Vanwege een gebrek aan serieus, onafhankelijk onderzoek zijn de bevindingen in het rapport lastig serieus te nemen. Amnesty is niet ter plekke (ze mogen Gaza niet in van Israël noch van Egypte) maar sprak met zo’n tweehonderd getuigen - burgers, medisch personeel, ngo-medewerkers, lokale autoriteiten. Dat leidt tot een rapport met opvallend veel varianten op “naar verluidt”, “kennelijk”, “mogelijk” en “wellicht” bij het beschrijven van de potentiële wandaden, schendingen en misdaden die Israël gepleegd zou hebben - maar nergens tot bewezen feiten.
Ook de tijdlijn en het feitenrelaas die Amnesty hanteert, zijn niet alleen onjuist en zelfs een tikkeltje absurd, maar verraden ook een morele stellingname. Dit is de eerste zin van de executive summary waarmee het rapport opent:
Keep reading with a 7-day free trial
Subscribe to Nijmans Nieuwsbriefje to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.