Weekend Essay. De rechtspraak in het beklaagdenbankje
De macht heeft het steeds moeilijker met mondige burgers
Het intrekken van het Nederlandse paspoort van een jihadist is ‘rassendiscriminatie’ en daarom niet toegestaan. Aldus vonnisten rechtbankvoorzitter mr. Bernt en de leden mr. Baldinger en mr. Ficq in een zaak die de 38-jarige Marokkaanse Nederlander Youssef Chatrioui* had aangespannen tegen het ministerie van Justitie en Veiligheid. Chatrioui reisde in 2013 af naar Syriër, werd in 2018 in Turkije aangehouden en in 2019 veroordeeld wegens terrorisme. Dat kostte hem zijn Nederlandse paspoort, maar dat kreeg hij deze week dus terug van mr. Bernt. (Vonnis hier, persbericht daar.) Deze uitspraak ondermijnt het beleid om paspoorten van veroordeelden voor terroristische misdrijven af te nemen. Het vonnis tekent een staat van verwarring in de rechtspraak die moeilijk bespreekbaar is.
Na de Rijksoverheid lijkt ook de rechtspraak steeds sneller in een slachtofferrol te kruipen wanneer hun handelingen betwist worden. Daarbij wordt de mondige burger snel als kwaadwillend beschouwd: mensen die zich in hun gevoel van veiligheid of hun rechtsgevoel aangetast voelen, vinden geen luisterend oor. Ze krijgen sneller zelf te maken met verdachtmakingen. Maar de rechtspraak is openbaar, en publiek debat over vonnissen én de rol van rechters moet mogelijk zijn en blijven. Daarover gaat dit lekker lange weekend-essay.
Bidden in uniform
Tijdens de ramadan dook via sociale media een filmpje op van een iftar op het politiebureau van Basisteam Oost in de Amsterdamse Linnaeusstraat. In de video is een geüniformeerde agent te zien en te horen terwijl hij voorgaat in een islamitisch gebed. Niet alleen een flagrante schending van de scheiding tussen kerk en staat, ook een sprekend voorbeeld van de verwarring waarin zowel de staat als de rechtsstaat lijken te verkeren: steeds vaker lijkt er sprake van een dubbele maat en vinden zij vervolgens verontwaardigde burgers tegenover zich. Dus steeds vaker ook kiezen zowel de overheid als de rechtspraak voor een slachtofferrol.
Ambtenaren in functie vermengen regelmatig hun persoonlijke overtuigingen met hun professionele taakstelling. Wanneer voorbeelden daarvan via internet naar buiten komen, zoals in dit geval, leidt dat niet alleen tot publieke uitingen van ergernis, het brengt ook naar boven dat hun werkgever - de Rijksoverheid - worstelt met het voorschrijven en handhaven van de voorwaarden waaronder ambtenaren hun werk moeten doen.
We zien immers nooit een politieman in uniform en onder diensttijd bidden voor een Christelijk kerstmaal of tijdens een Joodse rituele viering. Die dubbele maat breekt niet alleen overheid steeds vaker op, het begint ook af te geven op de rechtsstaat. De agent dient immers onder beiden. De beleving van een dubbele standaard neemt daarom toe onder burgers en dat is niet ten onrechte want de biddende moslim-agent is bij lange na niet het enige recente voorbeeld van (ogenschijnlijke) willekeur.
Activistische ambtenaren krijgen veel ruimte…
Sinds de terreur van 7 oktober 2023, kort daarna gevolgd door een electorale zege van de PVV bij de landelijke verkiezingen, klinkt met regelmaat luid gemor uit de publieke machine van de vierde macht. Ambtenaren voelen wrijving tussen hun publieke taakstelling en hun persoonlijke opvattingen. De drempel om daar uiting aan te geven, lijkt in korte tijd flink lager te zijn geworden.
Niet alleen lekken ambtenaren vaker naar de media, zowel over het Nederlandse beleid ten aanzien van bondgenoot Israël als over het reilen en zeilen binnen ministeries onder kabinet Schoof I, ook zijn er vaker activistische oprispingen. In 2024 stuurden honderden ambtenaren een brandbrief aan de Tweede Kamer om hun zorgen over het trage klimaatbeleid kenbaar te maken.
Ambtenaren schreven, deelden en ondertekenden niet alleen brieven over het Nederlandse Israël-standpunt, er zijn ook periodes van directe acties geweest. Ambtenaren van Buitenlandse Zaken gingen bijvoorbeeld in hun lunchpauzes in de hal van het ministerie protesteren tegen de handelingen van Israël in Gaza, en de Nederlandse steun daaraan.
De Rijksoverheid worstelt met dit schisma tussen publieke taakstelling en persoonlijke moraal. Uit Woo-documenten van diverse ministeries (onder andere geopenbaard na verzoeken van schrijver dezes) komen dergelijke worstelingen naar voren. Interne stuurgroepen proberen de rust te bewaren, in gespreksbijeenkomsten mogen ambtenaren hun hart luchten, gedragscodes en arbeidsvoorwaarden voor ambtenaren worden aangehaald en er zijn handleidingen opgesteld met titels als ‘Wat mag ik als ambtenaar’.
Hieronder volgen enkele voorbeelden van de interne worstelingen met activistische ambtenaren, aangetroffen tussen documenten uit een Woo-verzoek over een aan NRC gelekte ambtenarenbrief over het Israël-beleid van Nederland.
Deze discussie is begrijpelijk, want ambtenaren dienen een collectief belang en niet hun eigen opinie of agenda. Maar ambtenaren zijn ook burgers met een recht op vrijheid van meningsuiting over hun particuliere opvattingen. Dat onderscheid wordt echter lastig te maken wanneer ambtenaren brieven opstellen om het (nationale) beleid van hun eigen werkgever te hekelen, en deze brieven vervolgens met hun eigen naam (en soms functie) ondertekenen en rondzenden binnen ministeries of laten afdrukken op opiniepagina’s in dagbladen.
Burgers begrijpen vaak het verschil niet tussen de ambtenaar en de individuele opvatting. Immers, als een medewerker van een conservenfabriek, accountantskantoor of supermarkt tijdens zijn pauzes luidkeels het bedrijfsbeleid zou beklagen, ligt een enkeltje naar de HR-afdeling in lijn der verwachting. Maar de bureaucratische oplossing van de overheid lijkt steevast om dergelijke conflicten met het overheidspersoneel te vermijden. Men laat het maar gewoon toe, die brieven en protestacties, en zelfs het lekken naar de pers.
…maar publieke ergernis wordt gehekeld
Tegelijkertijd wordt de publieke ergernis als populisme afgeschilderd, en niet zelden gedrenkt in beschuldigingen over ‘dreigende’ (online) uitingen die ‘een gevoel van onveiligheid’ zouden versterken. Let wel: bij ambtenaren - niet bij burgers die zich afvragen of de bureaucratie nog wel in hun dienst opereert, of dat de Rijksoverheid een autonome entiteit is geworden waarop de burger geen grip meer heeft.
‘You can't have an autonomous federal bureaucracy. You have to have one that's responsive to the people’, zei Elon Musk onlangs over dit probleem tijdens een bezoek aan president Trump in het Oval Office.
De man die aangesteld is om met DOGE de kettingzaag in de Amerikaanse bureaucratie te zetten, beschreef hiermee puntig dat een overheid niet op zichzelf staand en onafhankelijk mag opereren, maar direct verantwoording moet afleggen aan het volk. Dat gaat in een democratie via gekozen volksvertegenwoordigers, niet door een bureaucratisch apparaat dat zichzelf in stand houdt zonder directe controle door de burgers, en daarbij ook steeds nadrukkelijker laat blijken wat ze op persoonlijke titel vinden van dingen.
Het helpt tevens niet dat activistische ambtenaren voornamelijk naar links leunende opvattingen naar buiten brengen, zowel over het klimaat, de Palestijnse situatie en (het handelen van) Israël, als tegen het huidige (rechtse) kabinet. Ze wekken daarmee de indruk hun werk niet meer te willen doen wanneer de ‘verkeerde’ politieke bewindspersoon de lakens uitdeelt.
Kritiek daarop is belangrijk, vooral als de reflectie niet van binnenuit lijkt te komen. En die reflectie is er niet want ondanks het feit dat een rechtse regering nu - op papier - de macht heeft (met een breed electoraal mandaat), blijft de worsteling van de overheid met onwillige werknemers beperkt tot interne stuurgroepen, koffiedialoog en het rondsturen van memo’s met ruim te interpreteren do’s & don’ts.
Kortom: ambtenaren genieten ook onder werktijd bescherming van hun persoonlijke opvattingen.
Nog zorgelijker wordt het wanneer rechters onder werktijd bescherming beginnen te genieten voor professionele opvattingen.
Zo de waard is, draagt hij zijn toga?
Rechters zijn, net als ambtenaren, mensen van vlees en bloed. Ze hebben een achtergrond en een opleiding, een wereldbeeld en een politieke voorkeur, en ze worden (meer nog dan ambtenaren) geacht al deze menselijke eigenschappen uit te schakelen zodra ze zichzelf in hun toga hijsen.
Dat is natuurlijk onmogelijk. Zolang vonnissen echter niet alleen de wet en het recht reflecteren maar ook de publieke moraal een beetje volgen (zonder de blinddoek af te leggen en de onafhankelijkheid in het geding te brengen), is er weinig aan de hand.
Maar de onafhankelijkheid van de rechtspraak noch de blinddoek van Vrouwe Justitia zijn een op zichzelf staande waarheid. De rechtspraak leunt op menselijk handelen, en geloofwaardigheid heeft altijd onderhoud nodig. Publieke kritiek kan daaraan bijdragen maar net als bij het ambtenarenapparaat lijkt het gebefte gilde geen behoefte te hebben aan weerwoord vanuit Jan Publiek. Kritiek wordt te vaak per definitie beschouwd als een aanval, niet als opbouwende inbreng die tot verbetering kan leiden.
Erger nog: na de Rijksoverheid lijkt ook de rechtspraak steeds sneller in een slachtofferrol te kruipen en de mondige burger als kwaadwillend te beschouwen, zonder de opgeworpen discussievraag te beantwoorden of in het rechtssysteem misschien van enige bias sprake kan zijn.
Zo de waard is, draagt hij zijn toga?
Een praktijkvoorbeeld. Er was flinke ophef over rechter Rein Odink, die vonniste dat de drie islamitische haatpredikers Ali Hammuda, Mohammed Hijab en Abu Bakr Zoud, die door ministers Marjolein Faber (Asiel en Migratie) en David van Weel (Justitie) de toegang tot Nederland waren geweigerd, toch vrij waren om een Jaarbeurs vol gelovigen toe te spreken tijdens de Moslim Expo 2025 in Utrecht.
De rechter oordeelde dat de ministers hun besluit onvoldoende hadden gemotiveerd, mede omdat de NCTV na een zogenaamde Quickscan niet genoeg grond had gevonden om de heren het spreken te kunnen beletten. (Vonnis een, twee en drie).
De rechter negeerde daarbij een Kamermeerderheid voor de motie tot het weigeren van de sheiks, evenals het feit dat de burgemeester van Utrecht zelf bij de minister om maatregelen had gevraagd. De gemeente staakte in 2024 de samenwerking met Stichting Dawah, organisator van de Moslim Expo, vanwege een lezingenreeks door Abou Hafs.
Deze bekende moslimradicaal is sinds 2019 verdachte in een strafzaak naar collectes voor Islamitische Staat. De gemeente beklaagde bovendien zijn ‘antidemocratische en sektarische uitspraken’. Stichting Dawah bleef echter met hem samenwerken.
Palmares van haatprekerij
Een jaar eerder weigerde toenmalig Justitie-minister Dilan Yesilgöz wél een spreker: Mohamed Hoblos, die van mening is dat het erger is een gebed over te slaan dan om een kind aan te randen. Dus niet alleen de gasten zijn dubieus, ook de organisatie is niet van onbesproken gedrag.
Ook het feit dat de NCTV ‘niet de capaciteit heeft om het geheel van honderden uren aan videomateriaal en duizenden posts op sociale media te bekijken’ om te kunnen beoordelen in hoeverre de drie sheiks over de schreef gaan, werd door mr. Odink terzijde geschoven.
Van alle drie is echter ook zonder NCTV toegangspas vrij simpel online content te vinden waarin openlijk ondermijnende boodschappen worden verkondigd.
Hier een kort palmares. We hebben het over de goedkeuring van seksuele slavernij, het ontkennen van de Hamas-terreur op 7 oktober 2023 (‘een fabricatie’, volgens de Britse radicaal Ali Hammuda), over gewelddadig antisemitisme (Mohammed Hijab, ook een Brit, riep tijdens demonstraties op om tegenstanders ‘kapot te maken’ en noemde aanhangers van Israël ‘honden’ die moeten worden ‘afgemaakt’), en over het afschilderen van homoseksualiteit als een ziekte (Abu Bakr Zoud, uit Australië, is van mening dat iedere regenboogvlag van een waarschuwing voor anale kanker zou moeten worden voorzien).
De heren spreken over de islam in termen van verovering en strijd, en Hijab benadrukt met opmerkingen over het ‘liefhebben van de dood’ het jihadistische karakter van hun klerikale content. Dat zijn opruiende teksten die ingaan tegen de kernwaarden, vrijheden en het gevoel van veiligheid van een liberale democratie.
Och, kom maar binnen hoor, zei rechter Odink desalniettemin.

Natuurlijk leidde dat tot woede, en verwijzingen naar een dubbele maat.
Het onvermijdelijke Icke-vergelijk
In 2022 werd de Britse schrijver en spreker David Icke, een antisemiet die gelooft dat de wereldorde door reptielenmensen wordt bepaald, wel de toegang tot Nederland ontzegd. Deze eenling (die geen groot wereldgeloof achter zich heeft) was uitgenodigd door een kongsi van complotdenkers, corona-critici en FvD-bonzen, en kennelijk doet het er best een beetje toe wie de uitnodiging schrijft: Icke kwam er niet in. De haatpredikers wel.
Het contrast is - dankzij internet en sociale media - voor iedereen zichtbaar. Maar burgers die zich in hun rechtsgevoel aangetast voelen, vinden geen luisterend oor. Ze krijgen juist steeds vaker zelf te maken met verdachtmakingen van hun kritiek vanuit instituties.
Na het vonnis gingen niet alleen beelden en uitingen van de bewuste sprekers rond op sociale media. Ook eerdere vonnissen van mr. Odink werden er bij gehaald, waaruit blijkt dat deze rechter in asielzaken vaak vonnist in het voordeel van vreemdelingen, waaronder veiligelanders, tegen hun detentie of uitzetting.
Toen vervolgens ook nog de naam van de vrouw van de rechter ging rondzingen in combinatie met haar professionele functie bij Amnesty International en haar sterk anti-Israëlische uitingen (inclusief het retweeten van antisemitische accounts), werd het gevoel van links-ideologische bias dermate sterk bij veel mensen dat het toga-gilde er als de kippen bij was om actie te ondernemen. Tegen de critici, welteverstaan:
‘We zien op X veelvuldig een foto en naam van een rechter en zijn partner gedeeld worden. Wat ons betreft wordt hier een grens overschreden. Het is de taak van de rechter om te toetsen of de wet goed wordt toegepast. Of dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit en daarvoor straf verdient. Rechters doen dit onafhankelijk, onpartijdig, integer en deskundig’, twitterde het officiële account @RechtspraakNL.
In De Telegraaf verscheen een opiniestuk van de Amsterdamse ‘togadriehoek’: de hoofdofficier van justitie, de president van de rechtbank en de deken van de orde van advocaten. Ze beklaagden zich over hoe de rechtsstaat ‘onder druk’ staat omdat rechterlijke uitspraken worden afgedaan als ‘ook maar een mening’.
Uiteraard kwam er geen woord over hun lippen over zaken en kwesties die op z’n minst een gevoel van bias kunnen oproepen, zoals dit haatprekersvonnis maar ook - om bij Amsterdam te blijven - hoe Akwasi wegkwam met openlijke geweldsoproepen op de Dam, XR-demonstranten zo vaak de A10 kunnen bezetten als ze willen zonder vervolgd te worden, of hoe de deken van de orde van advocaten de misdragingen van Khalid Kasem als advocaat met de mantel der liefde bedekte.
Rechtspraak bedreigt individuele twitteraar
Nog maller was de suggestie dat online kritiek van verontwaardigde twitteraars voor een bedreiging van de rechtsstaat zou zorgen - zeker als je beseft dat deze aantijging wordt geuit door de togadriehoek van een stad waar advocaten en adviseurs in drugszaken letterlijk op straat worden geliquideerd. En niet door twitteraars.
Bart van Meegen, president van de rechtbank Amsterdam, deed desalniettemin aangifte van de doxing van mr. Odink en zijn vrouw.
Dat leidde ertoe dat twitteraar @TarakNL, die bepaalde verbanden als eerste gelegd had op X, zich dermate bedreigd voelde dat hij zijn account ophief. Dat deed hij, zo schreef hij in een mail aan GeenStijl (waar gek genoeg de openbaar onder het vonnis gedrukte naam van Odink niet genoemd mag worden), omdat zijn tweets ‘een eigen leven gingen leiden’ maar ook omdat ‘de rechterlijke macht vol op het orgel gaat’.
Taraks tweets waren niet dreigend of bedreigend geschreven, maar gewoon het gevolg van één en één bij elkaar optellen en daar kritische conclusies aan verbinden. Die zette hij in zijn schrijven aan GS onderbouwd uiteen:
‘Ik vond en vind nog steeds dat deze rechter de schijn van partijdigheid had. Als een rechter een zeer activistische partner heeft met zeer radicale ideeën over de situatie in Israël […] dan ontstaat de schijn van partijdigheid als de zaak rond Israël terugkomt bij één van de vonnissen aangezien één van de haatpredikers de moordpartijen van 7 oktober 2023 ontkent. […] Hierdoor wordt mijn rechtsgevoel aangetast. Ik denk dat dit voor meer mensen gold en dat daarom de tweets zo populair werden.’
— X’er @TarakNL, mail aan GeenStijl, 28 februari 2025
De aangifte van doxing is bovendien een vreemde vlucht naar voren want hoewel het openbaar maken van persoonsgegeven sinds 1 januari 2024 strafbaar kan zijn, maakt het voor de wet wel uit met welke intentie dit gebeurt. Als de informatie al publiek toegankelijk is en niet wordt verspreid met een kwaadwillend doel, of als het delen van de gegevens gebeurt voor journalistieke doeleinden of in het algemeen belang, is geen sprake van doxing.
Het was niet lastig om via Google te vinden dat Gerbrig Klos, een programmaleider bij Amnesty International, de vrouw van Rein Odink is. Ze heeft een (uitgesproken) X-account onder haar eigen naam. Bovendien was in de tweets van @TarakNL geen sprake van intimidatie of bedreiging, noch werden online telefoonnummers of huisadressen gedeeld. Wel werden zijn bevindingen betrokken in een publiek debat over een uitspraak die tot grote publieke zorg leidde.
Ironisch genoeg bevestigen de hierboven geciteerde tweets van @RechtspraakNL dat de door @TarakNL genoemde naam inderdaad de vrouw van rechter Odink betreft. Zijn ze daarmee zelf ook aan het doxen geweest?
Het feit dat naast de verontwaardiging over het vonnis ook de naam van de vrouw van de rechter is genoemd, pleit bovenal de rechtspraak niet vrij van kritiek op het vonnis zelf, noch zou het een belemmering van het publieke debat moeten vormen over hoe tolerant de samenleving zou moeten zijn voor de intolerantie die deze religieuze ideologen prediken.
De rechtspraak is wettelijk openbaar
Wat Odink zelf betreft: de rechtspraak is openbaar in Nederland. Dat ligt zelfs vast in de Grondwet, artikel 121:
‘Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald vinden de terechtzittingen in het openbaar plaats en houden de vonnissen de gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar.’
Rechters moeten daarnaast hun naam onder het vonnis vermelden op grond van artikel 230 lid 1 sub g Rechtsvordering in het civiele recht, en volgens artikel 357 lid 2 Strafvordering van het strafrecht. Dat is logisch want een rechtsstaat die anoniem vonnist, is als een gemaskerde beul.
Het noemen van de naam van de rechter draagt bij aan openbaarheid en maakt de rechtspraak inzichtelijk voor burgers, maar zorgt er ook voor dat de rechtspositie van de burger steviger is tegenover een rechtspraak, die aldus niet onaantastbaar is. De burger heeft immers de ruimte om een zelfstandig oordeel te vormen over de (ideologische) onafhankelijkheid van individuele rechters. In het geval van Odink werd deze betwist en daarvoor zijn bronnen aan te voeren in de vorm van zowel andere vonnissen die zijn naam dragen als in de openbare uitingen van zijn vrouw op sociale media.
Of zou iemand oprecht geloven dat aan de keukentafel in huize Odink-Klos sterke ideologische verschillen van inzicht bestaan, en dat de heer des huizes zijn eigen opvattingen volledig uitschakelt zodra hij zijn bef voorbindt?
De kwestie-Odink volgde bovendien kort op een ander omstreden zaak. Daarin vonnisten drie vrouwelijke rechters van de Rechtbank Oost-Brabant bijzonder mild tegen een migrant zonder verblijfsstatus, die deelgenomen had aan een zeer heftige groepsverkrachting van een dakloze vrouw in een park in Helmond. Alle bekende clichés over schaamtecultuur, een culturele kloof en de (niet bewezen) suggestie dat de verdachte mogelijk minderjarig was toen hij zijn daad pleegde, komen daarin voorbij. Het vonnis: een verwaarloosbare straf en heel veel dure hulpverlening onder allerlei beschermende voorwaarden.
Het slachtoffer werd met een afkoopsom, pardon: een schadevergoeding afgescheept. Logischerwijs volgde op dit vonnis ook de nodige publieke verontwaardiging, waarna de namen van de edelachtbare dames E.L. Traag, E.M.J. Raeijmaekers, en H.M. Hettinga achteraf onder het vonnis verwijderd werden.
Na navraag bij de rechtbank werd door een ‘senior administratief medewerker’ in eerste instantie gelogen dat de namen er nooit gestaan hebben, maar bij doorvragen verklaarde een persvoorlichter van de rechtbank dat ‘zowel op sociale media als in rechtstreeks door de rechtbank ontvangen mails’ op de persoon van de rechters werd gespeeld, waarna de namen zijn weggehaald.
In die mailbox hebben we uiteraard geen inzage, dus dat moeten we dan maar aannemen. Maar op sociale media zijn slechts enkele uitingen te vinden waarin de namen van deze rechters genoemd worden. Daarvan is hooguit één tweet van een anoniem account met 24 volgers als twijfelachtig te bestempelen. De tekst? ‘Ik denk niet dat er iets kan veranderen totdat deze mensen duidelijk wordt gemaakt dat schuilen achter immuniteit geen optie meer is.’ Je moet echt een beetje van suiker zijn om daar een bedreiging in te lezen.
Een ander - 40 volgers, ook anoniem - vroeg zich slechts af: ‘Hoe kunnen ze het slachtoffer zo verraden?!’
Dat zijn dermate lichte kritieken dat je zou kunnen gaan denken dat de rechters in deze zaak zich bij nader inzien toch een beetje schamen over hun eigen vonnis, en ze hun naam er maar onder vandaan hebben laten halen.
Media schermen rechtspraak af van kritiek
Gelukkig weet de rechtspraak zich gedekt door deftige media. In reactie op de Odink-ophef schreef NRC in een commentaar dat de rechtspraak het ook wel erg zwaar heeft, met veel zaken, weinig personeel en weinig geld.
Maar hoe komt het dan dat de rechtspraak wel altijd tijd lijkt te hebben voor de persoonlijke ongemakken van Sidney Smeets, advocaat en oud-Kamerlid voor D66 die om de haverklap mensen voor de rechter sleept die hem in iets te onzorgvuldig gekozen bewoordingen in verband brengen met datgene waarvoor hij zijn Kamerzetel kwijtraakte: het per DM benaderen van jonge, soms minderjarige jongens die daar niet van gediend waren, of zich achteraf misbruikt voelden? Meermaals volgde daar een veroordeling uit.
Hoe kan het daar tegenover dat Geert Wilders periodiek met rolcontainers vol uitgeprinte doodsbedreigingen naar de politie gaat om aangifte te doen, waar zeer zelden vervolging of veroordeling uit voortkomt? Onlangs nog werd een 28-jarige Rotterdammer vrijgesproken die na de Jodenjacht in Amsterdam aan Wilders deze bedreiging mailde: ‘De Joden worden afgeslacht in je eigen land sukkel, hahaha. Jij gaat ook niet meer bestaan.’ De rechter noemde het een ‘nare rotmail’, en liet de man gaan.
Je kan je - als burger - afvragen wanneer een rechter eens zo hard als mogelijk gaat vonnissen op een dergelijke bedreiging, al was het maar om een voorbeeld te stellen?
En waarom krijgen asielzoekers jaarlijks tientallen miljoenen aan dwangsommen uitgekeerd die worden opgelegd door rechters die daarmee de IND - ook een onderbemand en overbezet orgaan - tot snellere besluitvorming proberen te dwingen, terwijl bestuursrechtelijke zaken van burgers die Woo-verzoeken indienen soms ellenlang blijven liggen voordat de rechter tijd heeft voor een besluit? Waar wordt meer tijd voor vrijgemaakt, en welke gedachte, beweging of lobby zit daar achter? Mag je je dat nog afvragen, of ben je dan een populist die de rechtsstaat ondermijnt met een neiging tot complotdenken?
‘Politieke voorkeur spreekt uit vonnissen’
NRC staat in ieder geval pal voor de rechters: ‘Inhoudelijke kritiek hebben op een vonnis mag, twijfel zaaien over de betrouwbaarheid van de persoon van een rechter niet; doxing mag nooit’, beweerde de huiskrant van menig rechter.

De fout zit in het middelste gedeelte van de zin. Natúúrlijk mag je de betrouwbaarheid van een rechter in twijfel trekken. Zeker als ze daarvoor zelf aanleiding geven, door te vonnissen op een manier die voelt alsof het tegen een publiek belang in gaat, of toch tenminste de publieke temperatuur in de kamer niet goed aanvoelt.
De term ‘D66-rechters’ is bijkans al zo oud als D66 zelf, dus je kunt niet ontkennen dat die twijfel er sowieso is. In 2020 gaf 61 procent van respondenten in een onderzoek van Maurice de Hond aan dat ze denken dat de politieke voorkeuren van rechters doorspreken in hun vonnissen. De coronatijd zal dat percentage niet in het voordeel van het toga-gilde hebben verbeterd.
Je mag bovendien net zo goed twijfelen aan de loyaliteit van ambtenaren: dienen ze hun bewindspersoon en zo nee, dienen ze dan toch tenminste hun ministerie (en daarmee de uitvoeringstaak van de Rijksoverheid), of dienen ze hun eigen belang en persoonlijke overtuigingen?
De politieman die een islamitisch gebed voordroeg tijdens een iftar in zijn eigen politiebureau kun je nog vergeven dat hij door zijn werkgever in een positie is gebracht waarin het heel normaal lijkt om in uniform een particuliere geloofsovertuiging te uiten. Maar je kunt niet tegelijkertijd burgers die daarop kritiek hebben, verwijten dat ze zich zorgen maken over het verval van de scheiding tussen kerk en staat, of dat het wettelijk gezag zorgelijke knievallen maakt voor de islam.
Zo zouden ook de Rijksoverheid en de rechtspraak er beter aan doen om niet bij ieder weerwoord meteen in ontzetting naar de parelketting te grijpen, razendsnel op zoek te gaan naar een onaardige tweet en luidruchtig te claimen dat je wordt gedoxt of bedreigd.
Het vertrouwen in zowel het openbaar bestuur als de openbare rechtspraak wordt niet ondermijnd door mensen die kritische vragen hebben bij bepaalde dossiers, vonnissen, verhoudingen of dilemma’s. Het wordt ondergraven door hoeders van bestuur en recht die zich opsluiten in hun eigen overtuigingen en zich niet ontvankelijk tonen voor die kritiek.
Laten we vooral nergens op rekenen. De Raad van State - de hoogste bestuursrechter van Nederland - oordeelde in 2021 hard over zichzelf: het had in het Toeslagenschandaal het oor te vaak en te snel laten hangen naar de Belastingdienst, en te weinig naar gedupeerde toeslagenouders. Daardoor zijn onschuldige mensen veroordeeld, mede omdat de Belastingdienst bewust stukken achterhield voor rechters. De rechtspraak vertrouwde sneller op de (liegende) overheid dan op de gedupeerde (maar eerlijke) burger.
Maar hun uitspraken zijn niet ongedaan gemaakt, en het toeslagenleed is helaas nog altijd verre van opgelost. Kritiek op de vierde macht en de hoeders van het recht is dus wel mogelijk, maar alleen van binnenuit en liefst zonder grote gevolgen.
Geen wonder dat burgers wantrouwig worden, zich in de steek gelaten voelen en naar hun eigen middelen grijpen: Google, sociale media en het publieke marktplein van het vrije debat. Zolang de ambtenarij en het toga-gilde dat allemaal nog toestaan, tenminste.

Grote bewondering voor hoe degelijk je te werk gaat. In mijn hoofd was het nieuws over deze vonnissen opgestapeld tot slechts een onsamenhangende bende verontwaardiging. Dank voor de structuur!
Goed stuk!
Kleine toevoeging m.b.t. het geklaag dat het niet mag gaan over de rechter als persoon maar uitsluitend over de uitspraak.
Waarom zou je niet naar de persoon van de rechter mogen kijken? Dat doen de partijen in een rechtszaak immers ook als ze een rechter wraken wegens (schijn van) partijdigheid. Dat doet de rechter immers als het goed is zelf ook, hij kan zichzelf verschonen. Daar bestaat zelfs een officiële leidraad voor die opvallend genoeg exact de situatie schetst waarvan de rechter op sociale media wordt beschuldigd.
https://www.rechtspraak.nl/Registers/Paginas/Leidraad-onpartijdigheid-en-nevenfuncties-van-de-rechter.aspx