Nu er zelfs bij de politie agenten lijken te werken die Joodse objecten of evenementen niet meer willen beschermen, wordt de uitholling van voorheen gedeelde waarden steeds pijnlijker en zelfs gevaarlijk zichtbaar. Dat er bovendien begrip voor deze opvattingen lijkt te bestaan bij de korpsleiding, is een nieuw bewijs dat Nederland dit stokje zelf heeft laten vallen. Te vrezen valt voor wie het overneemt.
In het afgelopen jaar hoorde je veel verzuchtingen over de nieuwsverslaggeving, sociale wetenschappers en de houding van het ambtelijk apparaat jegens de gebeurtenissen van 7 oktober 2023. Joodse Nederlanders krijgen dagelijks de blaam toegeworpen voor acties van Israël, die op hun beurt weer een reactie zijn op gewelddadige agressie tégen Israël. Nepnieuws, misleiding en activisme winnen van feiten, waarheid en plichtsbesef. Veel mensen maken zich - terecht - boos of zijn teleurgesteld over de soms gekmakende verdraaiingen van de werkelijkheid en de veranderende betekenis van woorden als ‘genocide’ of ‘verzetsstrijders’ om ze in een anti-Israëlisch narratief te kunnen passen.
Er zijn ook grote zorgen om organisaties als de Nederlandse Spoorwegen, met hun hoge tolerantie voor verstorende demonstraties door terreursympathisanten op treinstations, ergernis over gemeenten en provincies die weigeren solidariteit te betuigen met een zwaar getroffen bondgenoot die van zeven kanten onder vuur ligt, en verwondering over bekende Nederlanders als Katja Schuurman, Najib Amhali en Jan Mulder die zich voor het karretje van een openlijk met Hamas dwepende stichting als Plant een Olijfboom laten spannen.
Niet alleen hebben we al eerder gezien waar deze lankmoedigheid toe kan leiden, ook is sinds 7 oktober 2023 iets aan de oppervlakte gekomen dat al heel lang sluimerde of zich verborgen hield en alleen zichtbaar was voor wie er een scherp oog voor had. Want deze verandering heeft zich niet acuut voltrokken, het is een uitkomst van een jarenlange (d)evolutie, waarbij we als land onze collectieve waarden lijken te verliezen, of toch tenminste sterk veronachtzamen. Vrijheid. Veiligheid. Waarheid. Feiten. Goed bestuur. Maatschappelijke procedures. Liberale waarden. En daarmee uiteindelijk: sociale cohesie.
Het zijn waarden die worden uitgeleverd aan de willekeur, aan op hoop van zegen, aan plakken, lijmen en slijmen, en daarmee ook aan ideologische krachten van buiten die hun eigen (oerconservatieve, ondemocratische, streng-religieuze, Westen-verwerpende) waarden met meer stelligheid verdedigen, bewaken en langzaam maar volhardend uitbouwen - terwijl we de onze blijven verwaarlozen.
Het lijkt de ervaring van veel mensen te zijn om dit aan te voelen. Die zich afvragen: wat is er in het Nederland van een paar decennia geleden gevaren? Wat is er veranderd, waarom voelt het zo neerwaarts en deprimerend, en hoe hebben we dat toch laten gebeuren?
Er is niet één aanwijsbare oorzaak, het is een samenkomst van motieven die soms met de beste bedoelingen de meest kwalijke bijwerkingen hebben. Het geschiedt uit politieke correctheid, om de lieve vrede te bewaren, om moslims en migranten niet voor het hoofd te stoten, om externe cultuurdragers niet te kwetsen en natuurlijk om het populisme niet in de kaart te spelen.
Het is een morele terugtrekking van het eigen initiatief tegenover de groei van de islam en de invloed van islamisering, maar ook een gevolg van een geïnternaliseerd postmodern denken waarin alles van waarde verwaterd mag worden totdat het volkomen relatief is. Het einde van de (westerse) geschiedenis zoals al beweerd werd in de jaren negentig - maar dan nog een paar haltes voorbij dat stootblok, naar daar waar de rails allang is opgehouden.
Het postmoderne denken heeft ook gezorgd voor een heiligverklaring van het individu. Niet als kleinste minderheid (zoals het klassieke liberalisme voorschrijft) maar als de meest kwetsbare en daarom meest onschendbare, onaantastbare minderheid. In die verheffing is slachtofferschap de hoogste status geworden die je kunt verwerven. Helaas wordt daarmee het coherente collectief uitgehold en ingewisseld voor het wispelturige en opportunistische individu.
Het individualisme van het internet en sociale media - waarop we digitaal allemaal als een soort main character permanent in de ik-vorm denken te kunnen bestaan - zijn een katalysator die deze voortschrijdende uitholling aandrijft en versnelt.
De voorbeelden die mede ten grondslag liggen aan deze wende zijn anekdotisch maar legio. Ze voeren van het wegkijken bij anti-westerse overtuigingen tot het marchanderen met de weigerambtenaar. In het patroon zien we het postmodernisme opbouwen dat zo onontkoombaar tot uitbarsting kwam na 7 oktober.
Kransenvoetbal door een ‘Marokkaantje’
Wie herinnert zich bijvoorbeeld nog de juichende Marokkaanse jongeren in Ede na 9/11? Er ontstond landelijke ophef die langdurig aanhield. Niet alleen omdat het incident iets onthulde over de loyaliteit van moslims in westerse landen maar ook omdat het op dat moment nog relatief nieuw was. Het leidde behalve tot grote verontwaardiging ook tot allerlei projecten en subsidies om te trachten het tij te keren. Er leek nog iets van besef te bestaan dat deze subversieve opvattingen een stellig weerwoord verdienen.
Natuurlijk: in de berichtgeving werd ook toen al benadrukt dat het vooral kwajongensstreken en uitzonderingen zijn, niet de norm. Tegelijkertijd werd nog wel benoemd dat er - behalve ‘te weinig kansen’ - ook sprake was van een slechte opvoeding en een sociale onwil. Dat kon je nog relatief ongestraft zeggen, hoewel de diepere overtuigingen uit het achterliggende wereldbeeld bij dat juichen voor anti-westerse terreur wel keurig & correct werden genegeerd. De ophef strekte tot de anekdote, niet zozeer tot een diepere duiding. Daar wilde (en wil) men zich in Nederland niet aan branden.
Je kon in de jaren-Fortuyn desondanks nog wel meer zeggen. Op 4 mei 2003, toen in het Amsterdamse stadsdeel De Baarsjes het fenomeen ‘kransenvoetbal’ werd geboren en de daders daarbij ‘Joden, die moet je doden’ riepen, hielden zelfs de kranten zich niet in: ‘Allochtonen verstoren vierde mei’, kopte Het Parool. Of de Volkskrant: ‘Marokkanen respectloos op 4 mei; Dodenherdenking in Amsterdam verstoord’. Nogmaals Het Parool: ‘Marokkaantje van elf onder verdachten 4 mei’.
Marokkaantje. Het leest anno 2024 bijna alsof er negertje staat - onvoorstelbaar en onmogelijk dat een krant het nu nog in deze context zou gebruiken. Een groot deel van de postmoderne verandering heeft zich immers geopenbaard via een versmald jargon, verboden woorden en een actieve taalpolitie. De makkelijkste manier om een moraal te handhaven is via het verdacht maken van taal.
Pas als je terugleest wat er slechts twintig jaar geleden nog vrijelijk gezegd, gekopt en geschreven werd, valt op hoeveel woorden, analyses en opinies stilletjes of met veel misbaar ongewenst zijn verklaard, en uiteindelijk nagenoeg zijn verdwenen uit de mainstream.
De hierboven genoemde artikelen zijn zelfs alleen nog in (betaalde, gesloten) databank LexisNexis terug te vinden, met koppen die anno 2024 echt ondenkbaar zijn. Evenals de inhoud met reacties zoals deze, van destijds stadsdeelvoorzitter Henk van Waveren (PvdA) in de Volkskrant: ‘Dit is dus echt de limit. Een meer bizarre reactie kan ik me niet voorstellen’. En ook: ‘Er is duidelijk behoefte aan nieuwe gedragslijnen’. In de stadsdeelraad werd nog unaniem besloten dat het kransenvoetbal-incident niet zou worden verzwegen. De PvdA’er eiste zelfs openlijke excuses van de daders (‘Iets anders accepteer ik niet’) en een D66-raadslid dat een van de vier verdachten zelf identificeerde, deed op eigen titel aangifte tegen deze destijds 11-jarige jongen.
Twintig jaar geleden leken PvdA en D66 nog hele andere partijen, met een scherpere blik op gedeelde belangen en collectieve waarden en een gepast ongeduld met ondermijnend gedrag. De erosie is traag gegaan, maar terugblikkend goed zichtbaar. Geen PvdA’er zou Marokkaans wangedrag ooit nog ‘de limit’ noemen - eerder kun je verwachten dat ze iedereen die het wél benoemt scherp veroordelen wegens xenofobe standpunten en polariserend taalgebruik.
Van het sportieve aspect, als je voetballen met kransen zo kunt noemen, was niet altijd sprake maar het fenomeen van het krenken met kransen is nooit verdwenen: in 2006 werden bloemstukken van de dodenherdenking gevandaliseerd in Amsterdam-Osdorp. In 2010 kondigde de politie in Zaltbommel een onderzoek aan naar ‘jongens’ die met herdenkingskransen voor 4 en 5 mei aan het voetballen waren. In 2019 opnieuw vernielingen, ditmaal in Nieuw-West en begeleid door Allah akbar-roepende ‘jongens’ in passerende auto’s. In 2023, Rijswijk. 2024, opnieuw Osdorp. Zomaar een greep na een korte zoektocht, het zijn er vast meer.
De vele incidenten en hun terugkerende aard vormen tezamen een patroon, dat desondanks altijd genuanceerd moet worden. De vernielingen in Osdorp van 2006 noemde toenmalig PvdA-burgemeester Job Cohen ‘afschuwelijk en zo respectloos’ maar hij haastte zich daaraan toe te voegen: ‘En tegelijkertijd, het zijn een paar van die jongens die op deze manier het beeld dat er verder is, beïnvloeden.’ Afschuw en bagatellisering zijn vaak in één alinea te vangen, als kernkrachten voor het wegkijken. Of het theedrinken, zoals dat in casu Cohen destijds ging heten.
Dat het uitzonderingen zijn, ‘een paar van die jongens’, is heus niet moeilijk te erkennen. Niet alle Marokkaanse jongeren gedroegen of gedragen zich zo, laat staan alle Marokkanen. Het zijn wel steeds ‘een paar van die jongens’ van vergelijkbare komaf en onafhankelijk van elkaar, op verschillende plekken in het land. Het is tevens wél moeilijk gebleken (en altijd gebleven) om de gedeelde opvattingen van die ‘paar jongens’ binnen de in 2003 in De Baarsjes geopperde ‘nieuwe gedragslijnen’ in te passen. Dat is nooit gebeurd.
Het ‘onrechtvaardigheidsgevoel’: Israël mag alles
Dankzij het internet kwamen deze ‘jongens’ echter toch steeds vaker in beeld, voor eenieder ongefilterd te zien. Dat versterkte tegelijkertijd juist ook het verzet tegen vermeende stigmatisering. Hoe vaker we uitingen en gedrag met eigen ogen en oren konden waarnemen, hoe luider de ontkenning dat zulke incidenten een structureel probleem met integratie zouden laten zien.
Inmiddels heeft zelfs de ontkenning een verandering ondergaan, en is als het ware omgekeerd: het is een aantijging geworden. Het is thans extreemrechts of islamofoob om dergelijke patronen bij migranten, moslim(jongeren) of specifiek Marokkanen waar te nemen en te constateren. Wee degene die zich publiekelijk de vraag stelt hoe het met de integratie van deze groep gesteld is, welke cultureel verankerde wereldbeelden aan hun gedrag ten grondslag liggen en of we deze parallelle samenleving die de onze verwerpt ooit zullen integreren in een westers-liberale moraal.
Toch liegen de beelden die de vorming doen niet. Een van de eerste en meest bekende op camera gevangen ‘jongens’ is de Marokkaanse knul die in januari 2010 landelijke faam verwierf als Ommie de Haatmooker, met zijn nonchalante suggestie om Joden te ‘uit te roeien’ en te ‘djoeken’ (neersteken). Hij wilde ‘tegen Israël strijden’ omdat hij ‘Joden haat’.
Het interviewtje, gefilmd bij een protest tegen Israël van het onvermoeibare Palestina Komitee in het Utrechtse winkelcentrum Hoog Catharijne, verscheen op GeenStijl en de rel rond de woorden van de toen 18-jarige Omar Elouakili werd bijkans net zo groot als de reactieve verontwaardiging over de zogenaamd onheuse manier waarop hij in beeld werd gebracht, en bejegend. Terwijl het toch echt zijn eigen uitspraken waren die hem uiteindelijk (na een aangifte door het CIDI en een rechtsgang die maar liefst een jaar duurde) 80 uur werkstraf opleverden. De helft voorwaardelijk.
Rond het begin van het tweede decennium was de teneur reeds fors gekanteld en het ‘benoemen’ werd sociaal strafbaar, als het ware. In de media werden Marokkanen allang niet meer letterlijk benoemd en ook het woord allochtoon zou langzaam uitgefaseerd raken, met het ‘argument’ dat het woord al stigmatiserend zou zijn. Noem ze anders, probleem opgelost - lankmoedigheid kent vele vluchtwegen. Het ‘minder minder’ van Geert Wilders droeg bij aan verdere stigmatisering van het stigmatiseren van Marokkanen.
Ook met terugwerkende kracht werd gepoogd wat herstelwerk te doen aan eerder gedane stigma-schade. Tien jaar na ‘Ede’ ging Volkskrantverslaggever Toine Heijmans terug naar de plek waar juichende jongeren door hun viering van de terreur van 9/11 met ‘onaanvaardbaar’ gedrag ‘olie op het vuur gooiden’ (aldus sprak toenmalig PvdA-premier Wim Kok).
Dat artikel is nog wel online te vinden. De geschiedenis van het juichen wordt daarin herschreven als een overdrijving van de feiten, maar de conclusie luidt nog altijd dat ‘het probleem dat deze plek beroemd heeft gemaakt, nog steeds bestaat: het Marokkanenprobleem. Daar heeft, in al die jaren, niemand wat aan kunnen doen.’
Maar aan wie ligt dat? Met de kennis van na 7 oktober zal het droevige antwoord misschien niet eens meer verbazen.
De krant sprak met dezelfde onderwijzer van een islamitische school die in 2001 ook als bezorgde spreekbuis in het nieuws kwam. Ten aanzien van de jongeren van weleer spreekt deze Said El Bachrioui in 2011 over ‘een fase in hun leven - iedereen is kwajongen geweest’. Ze zijn nu getrouwd, komen in de moskee. Een paar van hen zijn ‘het slechte pad op gegaan, zegt hij’, maar: ‘meer wil hij er niet over kwijt’.
In 2011 - de Edese wijk lijdt nog steeds onder hangjongeren - erkent de docent dat ‘een slechte opvoeding’ een rol speelt maar hij benoemt ook ‘uitzichtloosheid’ en daarnaast een ‘onrechtvaardigheidsgevoel’ dat hij ook bij zichzelf herkent: ‘Een moslim moet zich elke dag verdedigen dat hij moslim is, de rest hoeft dat niet.’
En dan komt het, terloops en zonder directe aanleiding: ‘Nederland steunt Israël. Israël mag alles. Dat zien we, dat groeit met ons mee, daardoor krijgen we steeds het gevoel dat wij er niet bijhoren. Dat is erger dan de opkomst van Wilders’, aldus El Bachrioui.
Het gaat over een terreuraanslag in Amerika, gepleegd door radicale moslims en toegejuicht door Marokkaanse jongeren in een Nederlands provinciestadje - wat heeft Israël daar in vredesnaam mee van doen?
Ziedaar in een paar woorden een wereldbeeld van de eeuwige gedupeerde. Het Marokkanenprobleem is eigenlijk niet Marokkaans, maar Israëlisch. Je moet bij de Joden zijn. Nee, dat zei hij niet letterlijk, maar het spreekt uit zijn perceptie, het weegt mee in zijn gedachten, het wordt in zijn formuleringen benadrukt als een last. Het ligt op het puntje van zijn tong.
Marokkaanse jongens schoppen vanwege een slechte opvoeding tegen kransen. Hun gejuich voor aanslagen is een reactie op uitzichtloosheid. En het is een vermeend onrechtvaardigheidsgevoel dat zowel Ommie de Haatmooker in Utrecht als deze keurige onderwijzer van een islamitische school in Ede naar Israël en de Joden deed wijzen. Achteloos. Vanzelfsprekend. Door het krappe kijkgaatje van hun eigen religieus-culturele konijnenhol.
Zowel destijds als nu nog steeds willen we het vooral liever niet horen, en doen alsof het om uitzonderingen gaat. Het komt wel goed, het lost zich wel op, ze gaan vanzelf in het westerse denken mee en ach, als ze volwassen zijn dan lachen we om de kwajongensstreken. Dat zeiden we in 2001, zo klonk het in 2011, we hebben het eigenlijk nooit anders gehoord.
Regenbogen en eenhoorns
De kritiek en het letterlijke benoemen zoals je in de jaren ‘00 nog wel zag, is in de politiek, de cultuur en de mainstream media nagenoeg verdwenen. Het woord ‘allochtoon’ is besmet verklaard en in onbruik geraakt en ook in CBS-statistieken wordt een migratieachtergrond inmiddels verwaterd vanaf de derde generatie. Problemen waarover je niet spreekt en die uit de statistieken weg te schrijven zijn, zijn opgelost of bestaan niet. Dat ook veel kinderen van de derde generatie Marokkanen zich in de eerste plaats nog altijd Marokkaans noemen, vinden en voelen - dat weegt het CBS helaas niet mee.
In 2024 is de deze geïnstitutionaliseerde benadering alleen maar verder geëscaleerd en niet alleen ten aanzien van ‘kut-Marokkanen’ (dixit PvdA’er Rob Oudkerk in 2002) en hun ‘etnisch monopolie op overlast’ (dixit PvdA’er Diederik Samsom in 2011), maar met een bredere focus op alle mensen van kleur - het lelijke maar voor dit doel gesanctioneerde anglicisme dat de term ‘allochtonen’ heeft verdrongen in het culturele discours.
Gevoelens en ‘lived experiences’ van vermeende onrechtvaardigheid en ervaren uitzichtloosheid zijn verheven tot feiten, waarheden en soms zelfs de norm. Het slachtoffer heeft eigenlijk altijd gelijk, zelfs als dat feitelijk niet zo is want feiten zijn ook maar een sociaal construct van de onderdrukker. Die onderdrukker is de (welgestelde, conservatieve maar vooral blanke) autochtoon, en autochtoon is op zijn beurt verworden tot een negatieve kwalificatie - een beschuldiging, bijna.
Een ‘oplossing’ is er ook: dekoloniseer het openbaar bestuur en de wetenschap, laat politiek, bestuur en handhaving erkennen dat Nederland institutioneel racistisch is en zorg dat de ‘witte’ bewoners hun eigen privileges erkennen. Dan pas kan de gastsamenleving recht doen aan deze slachtoffers: door zichzelf achterin de bus te zetten en te zwijgen. Daarmee wordt het onrecht gekeerd en kan harmonie worden hersteld.
Daarna verschijnen regenbogen en eenhoorns.
De sterke nadruk die vanuit dit infantiele relativisme van de westere cultuur in de afgelopen pak ‘m beet tien jaar op het belang van ‘diversiteit’ en ‘inclusiviteit’ is komen te liggen, heeft geleid tot ondermijning van gedeelde maatschappelijke waarden.
Diversiteit en inclusiviteit zijn als bestuurlijk-organisatorische modetermen een doel op zich: als je er naar streeft, ben je al goed bezig. In sommige sectoren zijn ze zelfs verplicht gesteld. Ze ontberen echter iedere principiële grondslag die verder gaat dan het vrome verlangen om alles ‘eerlijker’ en ‘gelijkwaardiger’ te maken. Diversiteit en Inclusie verzuimen om kennis, kunde, competenties of kwaliteiten mee te wegen als primaire eisen. Ze vervangen een meritocratisch waardenstelsel door uiterst banale maar onvervreemdbare eigenschappen als huidskleur, afkomst en geslacht. In de praktijk leidt het feitelijk tot discriminatie, omdat mensen worden gekozen (of afgewezen) om hun kleur.
In relatief korte tijd is het diep in bestuurslagen, bedrijfsvoering en publieke diensten doorgedrongen en slechts weinigen wagen zich hiertegen te verweren. Het risico op sociale stigma’s, uitsluiting of ontslag is te groot - hoewel de coronatijd ook heeft laten zien hoe makkelijk de meeste mensen hun nieuwe marsorders accepteren.
Andere, subversieve en meer hardnekkige opvattingen en ideologieën vullen het vacuüm dat daardoor is ontstaan. Na 7 oktober zijn in media, bestuur en wetenschap de sporen van uitholling door dit postmoderne diversiteitsbeleid razendsnel zichtbaar geworden. Tamelijk ongewild onthuld door Israël, dat niet alleen slachtoffer werd van een pogrom door Hamas, maar de risee van de hele wereld werd toen het zich ging verweren tegen terreur.
In de media is de fameuze ‘ziekenhuisbom’ die live op televisie bij Israël in de schoenen geschoven werd door Khalid Kasem een totem geworden van de onmacht en vooral onwil tot rectificatie. Men heeft het kennelijk liever nadrukkelijk fout dan voorzichtig gebalanceerd.
De wetenschap heeft zich van uit de hand gelopen campusbezettingen en het opzeggen van banden met Israëlische onderzoekers en universiteiten tot rabiaat activisme op TV (hallo Nieuwsuur Nora) tamelijk hysterisch en zeer onzuiver getoond.
In het openbaar bestuur leidde activisme bij ambtenaren tot stakingen, opportunistische lekken naar de pers en natuurlijk het blijvend financieren van de moeiteloos aan terreur te linken VN-organisatie UNRWA (dat in een cynische trap na ook nog eens genomineerd is voor een Nobelprijs voor de Vrede).
Zelfs de politie bezwijkt onder de druk van diversiteitsdogma’s. Eerder dit jaar werd in Arnhem al een Turks-Nederlandse ME’er geciteerd door De Gelderlander, die bij een volgende koranverbranding zijn werk niet meer zou willen doen. Deze week vernemen we via het Nieuw Israëlitisch Weekblad uit de mond van Michel Theeboom, een van de twee leiders van het Joods Politie Netwerk, dat er ‘collega’s zijn die Joodse objecten of evenementen niet meer willen beschermen. Dan hebben ze het over “morele dilemma’s” en ik zie de neiging ontstaan om daaraan toe te geven. Dat zou echt het begin van het einde betekenen. Daar maak ik me zorgen over’.
In De Telegraaf werd het concreter gemaakt door Theeboom: ‘Bij de voorbereidingen die werden getroffen voor de beveiliging van het Holocaust Museum waren er collega’s die er niet ingezet wilden worden.’
In een reactie tegen de krant verklaarde de korpsleiding van de Nationale Politie dat er met roosters kan worden geschoven. ‘Er is geen strak beleid voor. De lijn is dat politiemensen morele bezwaren mogen hebben. We houden rekening met morele bezwaren bij het maken van roosters’, citeert De T. woordvoerder Mireille Beentjes.
Als je dit soort werkweigering toestaat, leidt het tot willekeur, opportunisme en zeker in het geval van de politie: tot risico’s voor de veiligheid van anderen.
De Amsterdamse politiechef Peter Holla heeft inmiddels alweer ontkend wat zijn eigen korpsleiding had bekend, want dat is ongetwijfeld makkelijker dan weigerdienders aanspreken of ontslaan, en daarmee een racisme-rel riskeren. Justitieminister David van Weel (VVD) zegt dat de uitspraken ‘te onrechte naar buiten gebracht’ zijn, wat geen ontkenning van de inhoud is - we hadden het gewoon niet mogen weten. Als relativering niet meer werkt, is ontkennen en wegkijken de volgende noodgreep.
Zelfs als inderdaad geen enkele agent gezegd zou hebben geen Joodse instellingen te willen beveiligen, heeft de korpsleiding toch uitgesproken dat deze werkweigering bespreekbaar is, en in de planning van het werkrooster kan worden meegenomen.
[Aanvulling/update 15u30] Sterker nog - Mick van Wely van De Telegraaf weet te melden dat er zelfs nieuwe richtlijnen zijn ingevoerd.
Ook korpschef Janny Knol wreef in de vlek door te proberen er een beeldvormingskwestie van te maken en de schuld bij de boodschapper te leggen: ‘Het raakt mij dat de professionaliteit van onze mensen in twijfel wordt getrokken’, staat uit haar mond opgetekend op politie.nl - wat eveneens geen ontkenning is. Het is wel een anekdote over het welbekende patroon van omkeren en verontwaardigd de slachtofferkaart spelen.
Desalniettemin filmde Bob van Keulen een agente met handelingsverlegenheid die tegen een anti-Israëlische demonstrant zegt: ‘Ik ben ook een Palestijn. Normaal als we een hakenkruis zien moeten we iemand aanhouden. We willen jou niet aanhouden’.
In de gedachtengang van korpschef Knol - ook maar een middelmanager met een tijdelijke aanstelling in het inclusieve overheidsbedrijf - is de kapitale denkfout geslopen die je ook bij de media, het openbaar bestuur en in de wetenschap kunt ontwaren. Namelijk die van een postmoderne relativering waarin een samenleving van gedeelde waarden zich ondergeschikt wil maken aan individuele uitzonderingseisen - hoe onredelijk die ook zijn.
Gewetensvrijheid moet er heus tot zekere hoogte zijn, ook bij dienders, maar zonder morele inschikkelijkheid kun je geen maatschappij draaiende houden. Dat kan niet in een debat (waarin voor alle overtuigingen ruimte moet zijn), niet in de wetenschap (waarin waarheidsvinding leidend moet zijn boven persoonlijke opvattingen) of het openbaar bestuur (waarin het algemeen belang boven het individu gesteld moet worden).
Op persoonlijke overtuigingen een uitzondering claimen kan absoluut niet in beroepen die à priori het collectieve belang dienen, zoals in specifieke ambtelijke functies en vooral: bij de handhaving van de wet, de openbare orde en de veiligheid.
We hebben dit punt van onverschilligheid helaas wel gezamenlijk bereikt. Of we hebben gezamenlijk verzaakt. Zelfs ministers en staatssecretarissen in het huidige kabinet weten niet eens meer dat een ‘particuliere mening’ niet bestaat omdat het kabinet met één mond spreekt. Bij Goedemorgen Nederland maar ook op Twitter. De kennis is verwaterd, de procedures (die soms echt belangrijk zijn voor continuïteit en coherentie) zijn vergeten en de poppetjes te belangrijk geworden, of gemaakt.
De wraak van de weigerambtenaar
Je mag mensen die uitzonderingen eisen op niet-onderhandelbare zaken niet verwijten dat ze elders voorbeelden kunnen vinden waarin wél onderhandeld kon worden. Nog één anekdote om ons naar het einde te dragen.
In 2011 werd een ambtenaar van de gemeente Den Haag ontslagen na zijn weigering om homo’s te huwen en de rechter handhaafde het recht van de gemeente om dat te doen. CDA-minister Marja van Bijsterveld probeerde de individuele onwil van ambtenaren nog als een vorm van ‘emancipatie’ te verdedigen maar na het Haagse incident nam de Tweede Kamer een motie aan om de weigerambtenaar domweg te verbieden.
In zekere zin was de weigerambtenaar (woord van het jaar in 2011) een soort laatste oprisping van christelijk Nederland, dat een uitzonderingsgrond voor zichzelf wilde bedingen in collectieve afspraken. Het recht op weigeren was opgenomen in het regeerakkoord van kabinet Balkenende IV in 2007, maar stuitte op brede weerzin bij zowel de oppositie als het grote publiek, die de Algemene wet gelijke behandeling aan hun zijde vonden. Gelijke rechten, gedeelde waarden - maar ja: de morele bezwaren bij enkele ambtenaren bestonden óók.
De oplossing werd gevonden in de klassieke lankmoedigheid van het polderen: uitfaseren. Een wet uit 2014 formuleerde het verbod zodanig dat het alleen geldt voor nieuwe trouwambtenaren, waardoor homo’s theoretisch kwetsbaar bleven voor discriminatie (immers: de wet erkent het homohuwelijk en een dienaar van de overheid moet zich aan de wet houden), totdat alle dienstweigeraars met pensioen zijn.
Nou kun je bij de weigerambtenaar zeggen dat het een nagenoeg niet-bestaand probleem was omdat het slechts een paar ambtenaren ging, die bovendien in de regel niet op plekken werk(t)en waar veel homohuwelijken worden voltrokken. Maar het punt is niet het aantal mensen op wie het effect heeft, het probleem is de uitzondering.
Als een paar agenten van korps Amsterdam geen Joodse instellingen willen beveiligen, hebben daar theoretisch ook maar een paar mensen last van. De maatschappelijke implicatie is echter veel groter dan dat.
Bovendien ging het bij de weigerambtenaar om christenen die zich zowel binnen hun morele kader als vanuit hun wereldbeeld in de Westerse samenleving en liberale democratie bevinden. Zij legden zich neer bij het uiteindelijke verbod op de weigerambtenaar.
Ditmaal gaat het om agenten die een eigen waardenstelsel willen laten prevaleren boven hun verantwoordelijkheid voor de openbare orde en veiligheid. Dat zijn zeer vermoedelijk moslims en nee - het gaat daarbij dus niet om alle islamitische agenten, laat staan om alle moslims. Maar wel om moslims die weigeren Joodse objecten of evenementen te beveiligen, nadat we eerder al het citaat van een moslim onder ogen kregen die weigert om de vrijheid van meningsuiting van een koranverbrander te beschermen.
Deze dienders waarderen kennelijk hun eigen religieuze waarden en oordelen hoger dan de wetten, vrijheden en de rechtsstaat van Nederland en zijn dientengevolge niet geschikt om de openbare orde te handhaven. Het zijn enkelingen, maar iedere ketting is zo sterk als de zwakste schakel. En die zwakste schakel is niet de weigerdiender, maar de islam - een alternatieve waardenset die geen rol hoort te spelen in de bescherming van onze rechtsstaat, en al helemaal geen ondermijnende rol.
Als Geert Wilders hard aangesproken kan worden op het belang van de rechtsstaat (en terecht natuurlijk), waarom islamitische politiemensen dan niet? Wordt de PVV daarmee niet aan een hogere standaard gehouden dan moslims en is dat eigenlijk niet ontzettend racistisch tegenover moslims? Het suggereert immers dat zij die standaard niet zouden begrijpen. Of hebben degenen die zich bezorgd maken om de gevreesde niet-rechtsstatelijke neigingen van de PVV geen enkel benul van het anti-rechtsstatelijke wereldbeeld dat de islam wereldwijd toch tamelijk actief propageert?
Waarom lijken er steeds gaten in de verdediging van de collectieve waarden te vallen zodra we worden geconfronteerd met potentieel subversieve, parallelle wereldbeelden van moslims en sommige andere niet-democratisch gecultiveerde migrantengroepen? Waarom verweert het Westen zich zo weinig daartegen?
Kwajongens groeien op maar hun wereldbeeld is waarschijnlijk niet wezenlijk veranderd. De kransenvoetballers van weleer dragen nu wellicht een dienstwapen, en de westerse moraal is verre van kogelvrij gebleken in het afgelopen jaar.
Waar het debat over parallelle wereldbeelden twintig jaar geleden bijna opengebroken leek te kunnen worden en de publieke verontwaardiging over misdragingen die uit dat wereldbeeld voortkwamen zich nog langs de lijnen van maatschappelijke waarden bewoog, zouden we sinds 7 oktober 2023 ook in Nederland van een grote naïviteit moeten zijn bevrijd: het postmodernisme heeft zich diep ingevreten in de maatschappelijke fundamenten. In de scheuren heeft zich een relativering geworteld waaruit willekeur kan woekeren. Uit die wildgroei van diversiteit zullen vele giftige knoppen bloeien.
7 oktober was niet alleen een aanval op Israël, het werd een actieve herinnering aan onze eigen karakterzwakte.
Dijk van een artikel. En inderdaad, 20 jaar geleden werd de discussie over normen, waarden en de multiculturele samenleving openlijk gevoerd. In Trouw (Jaffe Vink, Scheffer) en bij Hp/de Tijd, waar ik werkte. Sans rancune, zonder censuur, want in het volste vertrouwen dat we eruit zouden komen met z’n allen. Dat is verruild voor onderricht in de leer.
Een artikel om in te lijsten. In feite beschrijft Bart wat er gebeurt als je als groep in broederschap gelooft en je laat groepjes toe die daarin niet geloven. Ze kunnen gewoon niet accepteren dat broederschap niet bestaat buiten de eigen groep. Bovendien een feminiene cultuur die een masculiene cultuur binnen laat, dat verliest de feminiene cultuur als het zich niet vermant. Joden hebben zich vermant, zie wat er gebeurt, nog meer haat jegens hen. Met die uitkomst moet je als jood geen moeite hebben, daar ben je mannelijk voor.
Het is ook wonderlijk dat de PVV voor extreem wordt uitgemaakt met wie je niets te maken zou moeten willen hebben door mensen die alles van moslims accepteren.