“Waarom kom je nu pas? Iedereen is al geweest.” De vrouw bij de douanebalie op Ben Gurion Airport is professioneel argwanend. Zonder perspas en ‘pas’ anderhalf jaar na 7 oktober lepel ik een reisschema op met diverse onderdelen die te maken hebben met de zwarte zaterdag waarop Hamas vanuit Gaza de Israëlische grens overstak. Het is mijn eerste keer in Israël en dat weten ze bij de grenspost ook. De douanier is vasthoudend. Waarom nu? Waarom alleen? Waar ga je heen? Met wie? Waar ken je die van? Weten ze dat je komt?
De kleine maar strenge douanedame is tevens bijzonder verbaasd dat ik met een oud paspoort (het verloopt volgend jaar) als Nederlander vanuit Portugal naar Israël ben gereisd. En waar zijn de stempels van vóór 2017, de laatste keer dat ik in de Verenigde Staten was? Ben je helemaal nergens anders geweest? Weet je dat zeker?
Een Nederlandse vriend in Tel Aviv aan wie ik vanaf de kofferband over deze grillsessie vertel, vindt het vermakelijk. Hij appt terug: “Ja, je checkt nogal wat foute boxjes: man, alleen, verkeerde leeftijd, gevoelige reisdoelen. Dan krijg je het even voor de kiezen.”
Aan Portugese zijde had dit verhoor ook al plaats gevonden. Op een door goed bewapende politie bewaakte vleugel van de luchthaven van Lissabon moest ik vertellen wie ik ging bezoeken, waar die wonen, waar ik die van ken, of ze weten dat ik kom, waarover ik wil schrijven, voor wie ik schrijf en hoe lang ik dat al doe. Ik moest zelfs deze website laten zien. “A Substack?”
Ja, leg dat maar eens uit.
Het was aan beide zijden van de vliegtuigslurf geen staccato lijstje vragen, maar een kritische bevraging die op geslepen wijze voortborduurt op eerder gegeven antwoorden. “Amerikanen zoeken naar bommen. Wij zoeken naar personen”, verklaart Kuti Ben David, de gids die me binnen een paar uur na aankomst en na slechts één uur slaap na een nachtvlucht vanaf mijn hotel meeneemt naar de Westbank, over de rappe kruisverhoortjes.
Maar ‘ze’ hebben me hun Beloofde Land toch maar mooi binnen gelaten voor een avontuur van acht dagen. Daarvan ga ik uiteraard bericht doen op deze Substack.
Een paar tweetjes over mijn aankomst en eerste dag werden beantwoord met diverse welkomstboodschappen van Joodse Nederlanders en Nederlandse Israëli’s. De eerste verdachtmakingen en verwensingen volgen uiteraard net zo snel, niet in de laatste plaats omdat mijn eerste dagtocht meteen naar (onder andere) een bakkersfabriek in Samaria voerde, en ik dat gebied zelf ook zo noemde in een tweet.
Zoals zo veel in en rond het onderwerp ‘Israël’ geeft zelfs deze naam al spanning. We noemen het betwiste gebied, bestuurlijk opgedeeld onder de Oslo Akkoorden van medio jaren negentig, doorgaans immers de Westelijke Jordaanoever of de Westbank. Het ene kamp noemt alle Joden daar kolonisten of erger, het andere kamp strijdt voor de historische Joodse claim op de grond en sinds 7 oktober is de Israëlische politiek bezig aan een proces om de naam ‘historisch te rectificeren’ tot Judea en Samaria. Overal daar tussenin is het worstelen met de juiste woorden.
Dat de naamgeving van het gebeid historisch ingewikkeld en politiek gevoelig is, laat de Wikipedia-pagina ‘Judea and Samaria Area’ bijvoorbeeld zien in een cursieve inleiding bovenaan het lemma:
Not to be confused with Area C (West Bank), the administrative area defined in the Oslo II Accord. This article is about an Israeli administrative division that overlaps the West Bank. For the biblical regions that serve as its namesake, see Judea and Samaria. For the biblical kingdoms, see Kingdom of Judah and Kingdom of Samaria.
Nou ben ik niet naar Israël gereisd om Israël uit te leggen, ik wilde hier eindelijk eens heen om het land te ervaren. Die behoefte bestond al heel lang, het kwam er nooit van en er kwam altijd wel wat tussen, maar na 7 oktober waren de ecxuusjes wel opgebruikt. Iedereen is al geweest, zei de douanedame op Ben Gurion Airport, maar ik dus nog nooit.
Haters zullen het niet willen geloven, maar deze reis is op eigen gelegenheid gepland en volledig uit eigen zak gefinancierd. Niemand heeft me op voorhand uitgenodigd en ik ben geen onderdeel van een georganiseerde persreis of politieke rondleiding. Ik krijg geen subsidies, vergoedingen of betalingen en ik heb al mijn plannen, afspraken en bezoeken zelf opgezet vanuit mijn eigen netwerk en contacten die daaruit voortkomen.
Dat mijn positie jegens Israël gekleurd is in het voordeel van de Joodse staat, daarvan heb ik nooit een geheim gemaak. Israël heeft bestaansrecht, recht op zelfverdediging en is een baken van verlichting in een verder duister Midden-Oosten. Maar ik heb wel plannen en afspraken gemaakt langs een brede waaier van personen en posities in en over dit land, het gebied en z’n bewoners, om niet alleen te horen wat ik toch al dacht, vond of meen te weten. Ik hoop met de relatief onbevangen blik van een eerste bezoek de indrukken en ervaringen te beschrijven zoals ze zich ontvouwen. Of dat ook lukt, mag u bepalen.
Zo. En nu is het tijd om in het zuiden naar het stukje bos te gaan zoeken dat onlangs naar Theodor Holman is vernoemd. Verslag volgt!
Bedankt dat je deze reis maakt en je belevenissen met ons lezers gaat delen. Ik kijk er naar uit om meer te lezen en ben nieuwsgierig naar je bevindingen. En natuurlijk een goede en mooie reis gewenst.
Normaal gesproken - maar wat is nog ,,normaal''? - verschijnt zo'n ongetwijfeld interessant reisverslag in een (gedrukt) periodiek. Dat is in Nederland inmiddels onmogelijk geworden, vrees ik. Leve Substack (en Revu).