De activiteiten rond de twintigste viering van de moord op Theo van Gogh zijn reeds losgebarsten. Vieringen, want de herdenkingen beginnen te vroeg om ceremonieel te zijn en bovendien lijken de voorgangers er echt zin in te hebben. 2 november kan niet vroeg genoeg beginnen en niet lang genoeg duren voor wie de herinneringen aan Van Gogh gevoeglijk verwarren met een queeste voor de vrijheid van meningsuiting.
Bij Jeroen Pauw in Bar Laat zat reeds in de uitzending van 10 oktober een tafel vol oude getrouwen van de ongrijpbare cineast (Katja Schuurman, een erg oud geworden Gijs van de Westelaken, de altijd al oude Hanneke Groenteman) herinneringen op te halen aan interviews en sketches van de olijke onverlaat. Ook Jaap Cohen zat er als auteur van de uitstekende biografie De Bolle Gogh bij, voor de de vorm en de voetnoten, maar het was Hanneke Groenteman die de ‘belangrijkste’ factcheck op tafel gooide:
‘Hoe zou hij nu aankijken tegen de politiek?’
‘Altijd nog met afstand, denk ik’, suggereerde Gijs van de Westelaken.
Groenteman: ‘Zou hij Wildersfan zijn, zoals van Fortuyn?’
Pauw: ‘Volgens mij wil je toch eerder afstand nemen van de macht, dan dat hij tegen de macht had aan geschuurd?’
Groenteman, opgelucht: ‘Ja, dat denk ik ook.’
Het kwam over alsof de tafel, maar met name Groenteman, probeerde om zijn herinnering binnen de marges van hun eigen moraal te koesteren: ‘Ik mis ‘m ook wel, gek genoeg. Iemand tot wie je je moest verhouden, hoe dan ook’, verzuchtte ze.
‘Gek genoeg’.
Maar is überhaupt wat zinnigs te zeggen over hoe Van Gogh zich tot de politiek in het algemeen en Geert Wilders in het bijzonder zou verhouden? Wilders was nog geen politieke factor van betekenis in 2004 en de PVV is pas in 2006 opgericht. Aan tafel leek men er iets te lichtzinnig van uit te gaan dat Theo de radicaal-rechtse houwdegen niet zou waarderen.
‘Theo zou trots op de PVV stemmen. En bloedgeil zijn op Faber’, zo drukte Theodor Holman zijn duim op de andere kant van de schaal toen ik over de uitwisseling op televisie aan hem vertelde. Ook vertelde Holman: ‘Al een uur nadat Theo was overleden probeerde men hem bij links onder te brengen. Ik had iemand aan de telefoon die toen zei: “Je wil toch niet dat rechts hiermee wegloopt?”’
Dat sfeertje hangt er nu dus nog en niet alleen aan de talkshowtafel.
Een totale gek
Afgelopen maandag, een paar dagen na Bar Laat, verscheen in De Telegraaf een interview met David de Jongh, maker van de vierdelige televisieserie Theo van Gogh, de hunkering die thans op maandagavonden laat wordt uitgezonden door BNNVARA. In dit interview beschrijft De Jongh het als ‘een afgang’ dat de makers zichzelf voor het portret hebben moeten censureren: citaten uit Submission, de islamkritische korte film die Van Gogh met Ayaan Hirsi Ali maakte, zijn achterwege gelaten in het vierluik.
Je kan zeggen dat het De Jongh siert dat hij dat erkent, maar dan leggen we de lat toch echt te laag: het opbiechten van zelfcensuur maakt een bewuste, afgewogen en uiteindelijk door vrees gemotiveerde weglating echt niet dapper. Integendeel.
De Jongh constateert ook: ‘Misschien heeft de moord op Theo laten zien dat we in een situatie zitten dat je niet meer kan zeggen wat je wil. Hij is geofferd om duidelijk te maken dat de zaken er zo voor staan in Nederland.’
Maar wat ‘de zaken’ dan precies zijn, wordt niet uitgediept. Daar wordt omheen geredeneerd: De Jongh claimt dat Theo’s islamkritiek ‘een kritiek op de zittende macht’ was, omdat de ‘heersende macht voorkwam dat je kritiek kon hebben op censuur uit islamitische kring’. Een extra schil van zelfbescherming via deze postume invulling: het ging zélfs Theo eigenlijk niet om de oprukkende onvrijheid van de islam (wat bovendien suggereert alsof dat geloof, met al zijn diep intimiderende sluimeringen van geweld, zelf geen machtsfactor is).
In deze klein gemaakte context reduceert De Jongh vervolgens de door de islam geïnspireerde en uit naam van zijn geloof handelende Mohammed Bouyeri tot ‘een totale gek’. Meer niet. Gewoon een gek. Zonder achterliggende ideeën? Zonder religieuze motieven? Zonder aansturing vanuit een geloof dat verovering en onderwerping predikt, en dat wereldwijd oprukt?
In navolging van Bar Laat denkt ook De Jongh dat Van Gogh, als die vandaag nog zou leven, ‘Wilders op zijn kenmerkende schertsende manier een corrupte pygmee op plateauzolen zou hebben genoemd.’ Bijzonder specifiek, wel.
Het komt over alsof Theo van Gogh op deze manier door individuele sprekers en makers in hun eigen persoonlijke herdenking wordt gekneed: hij wordt erkend als bullebak maar moet postuum toch binnen hun morele kaders blijven passen, als ook binnen de steeds krappere marges van de (progressieve) mores van 2024.
Ongetwijfeld doe ik dat nu zelf ook wanneer ik denk dat Van Gogh vandaag helemaal niet zo wars van Wilders zou zijn. Hoewel de PVV’er ver staat van het karakter en de publieke presentatie van Pim Fortuyn (waar Van Gogh zeer épris van was), is ook Wilders een verpersoonlijking van anti-establishment en ontregeling. Alleen al met zijn Twitteraccount weet hij de eliteborrelende kringrukkers van keurige komaf zich hevig verontwaardigd in hun wrange chardonnay te laten verslikken - zou Van Gogh dat niet gierend van het lachen hebben aangezien?
Tevens was de islamkritiek van Theo toch echt geen truukje - zijn walging over de vrijheid verstikkende achterlijkheid van de vijfde colonne van geitenneukers werd niet louter door hem als prikkelende hyperbool verkocht.
Letterlijk:
“Er is een vijfde colonne van geitenneukers in dit land, die autochtonen veracht en bespuwt. Ze haten onze vrijheid. En hoewel hun niets in de weg wordt gelegd op materieel of cultureel gebied, is het hun overtuiging dat goddeloos Nederland van de aarde weggevaagd moet worden.”
Maar hij ging het directe debat hierover niet uit de weg. Niet met politici en ook niet met moslims, zoals met Dyab Abou Jahjah - door van Gogh ‘pooier van de profeet’ gedoopt - of met een toen nog jonge student Khalid Kasem in 2004, over de vraag of Mohammed een perverse tiran was.
Het is natuurlijk helemaal geen interessante als/dan-vraag wat de Theo die toen is achtergebleven, zou vinden van de Geert waarmee we het nu moeten doen, en al helemaal niet of dat alsjeblieft mag zijn wat Hanneke Groenteman, David de Jongh, Theodor Holman of schrijver dezes hoopt, wenst of op toch wat gratuite wijze invult voor een twintig jaar oud lijk.
Het korannieke keukentrapje
De veel relevantere vraag die bij het herdenken van een ongemakkelijke nationale huisvriend uit een ander Nederlands verleden niet aan de orde zal komen, die hoe dan ook niet de aandacht zal krijgen die het verdient, is waarom eigenlijk nooit een nieuwe Theo is opgestaan.
En dan niet een liefdevol door zijn vak bezeten cineast of een ongelikt polemische columnist die de zieke grap niet schuwt, maar iemand die de islam dezelfde kritische vragen voorlegt die hij letterlijk tot zijn laatste adem stelde:
‘We kunnen er toch over praten?’
Want daar kunnen we dus helemaal niet over praten. Mohammed Bouyeri snoerde Theo van Gogh voorgoed de mond, en muilkorfde daarmee iedere aspirant-aanklager van de islam.
Tien jaar later, in januari 2015, werd in Parijs nog eens stevig aan die middeleeuwse omerta herinnerd en uiteraard bleef de agressieve bekrompenheid van de islam middels bloederige aanslagen, talloze ‘incidenten’ en dankzij vele ‘verwarde mannen’ niet beperkt tot kunstenaars. In ultimo is geen enkele kafir veilig voor de toorn van Mohammed en de licht te motiveren kromzwaarden die onder zijn morele commando staan - je kop hoeft er niet eens voor boven het polemische maaiveld uit te steken om toch de kans te lopen van het korannieke keukentrapje te vallen.
De herdenkingen van Theo van Gogh, waarvan we er nog vele zullen zien, lezen en horen in de komende weken (De Balie in Amsterdam ruimt er meerdere dagen voor in), zijn zonder meer een testament aan zijn persoonlijkheid, polemieken en misschien zelfs wel zijn films: Van Gogh is niet alleen zijn herinnering waard omwille van de beestachtige manier waarop hij is vermoord.
Maar de kleine ceremonies zullen ons ook pijnlijk wijzen op wat ontbreekt. Herdenken impliceert het memoreren wat ooit was, maar niet meer is. Ergens bij stilstaan is geen voorwaartse beweging. Met de dood van Van Gogh is domweg iets opgehouden te bestaan, met het vieren van zijn leven bieden we onszelf de gelegenheid om eventjes met een Je Suis Theo-bordje te paraderen. En zelfs die kunnen dus al nauwelijks zonder disclaimers gedragen worden, want hij ging natuurlijk wel heel ver, soms.
De nar is dood, lang leve de nar?
Meer nog dan de viering dat Van Gogh er ooit was, en het genoegen ervaren dat vele anderen zich dat ook nog heugen en daarbij stil willen staan, weegt toch de treurnis dat er eigenlijk niets voor hem in de plaats is gekomen. We kunnen ‘er’ al lang niet meer over praten.
Dat Nederland in een andere richting is bewogen sinds 2004, wordt subtiel gesignaleerd door het feit dat de naam van Ahmed Marcouch op het Balie-affiche prijkt om over de nalatenschap van Theo te praten. De burgemeester van Arnhem pleitte nog dit jaar voor een verbod op koranverbrandingen en staat daarmee bepaald niet in een traditie van islamkritiek, laat staan de vrijheid van meningsuiting.
Dat pleidooi kwam voort uit de koranverbranding door Edwin Wagensveld, die het retorische vermogen mist om in zijn islamkritiek met polemisch vuur te spelen en daarom letterlijk en bloedserieus naar een boek en een aansteker grijpt.
Maar een land heeft narren nodig, die zichzelf niet te serieus nemen maar hun onderwerpen wel. Omdat die onderwerpen drijven op principes van vrijheid, vooruitgang en een vrijzinnig zelfbewustzijn. Principes die wereldwijd zeldzaam zijn en dichter bij huis ook steeds actiever veronachtzaamd lijken te worden. Van hogerhand of uit eigen beperking. Door intimidatie of via zelfcensuur. Door capitulatie of lafheid. Vanwege zorgvuldig geschapen corporate identities, strenge social media-protocollen en brand safety-beleid. Door bureaucratie, cancelcultuur en de gesel van het fatsoen. Uit vrees voor islamitische wraak.
‘Een land dat z’n kunstenaars vermoordt, is ernstig ziek’, zei Theodor Holman na de moord op Van Gogh in november 2004. Hij wist niet wat de juiste therapie daartegen was. Twintig jaar later zoeken we het medicijn nog steeds - maar, zo lijkt het, met allengs minder mensen.
De koning is dood, lang leve de koning, luidt de leus. Over narren bestaat dat gezegde helaas niet. Theo van Gogh wordt besproken en herdacht, maar niet meer doorleefd beleefd, omdat we graag vergeten dat we een nar nodig hebben om ons te tonen wie we zijn, en wat we ooit waren: vrijer dan nu.
Mooi geschreven Bart.
2004 een beladen jaar. 13 januari 2004 werd Hans van Wieren, conrector van het
Terra College in Den Haag doodgeschoten door een Turkse leerling. Murat was kwaad op de conrector omdat die van plan was hem te schorsen vanwege misdragingen. Van Wieren was een collega van mijn (overleden) man.
En in november van dat jaar werd Theo van Gogh dus doodgestoken door een Marokkaan.
Theo van Gogh en Hans van Wieren werden door islamitisch schorem vermoord.
Lopend naar werk bleek ik ineens in een film te zijn beland. Ik hoorde later pas dat Mootje B rond dat moment op de Mauritskade gearresteerd werd. Vanuit werk, ben ik meteen doorgelopen naar de Linnaeustraat en daar lag hij dan. Momenten die voor altijd in je geheugen gegrifd zijn omdat het zoveel impact had. In mijn buurt, in Amsterdam, in Nederland, waar politieke moorden tot dan toe iets van het eeuwen geleden was. Alleen maar vanwege het geloof. Vanaf dat moment ben ik nog veel kritischer op de islam geworden. Pim, Theo en 9-11..